- info4049930
Schriftelijkheidsvereiste en aanzegvergoeding
Over het verschuldigd zijn van de aanzegvergoeding bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd heeft de Hoge Raad vanaf het begin aangegeven dat de schriftelijkheidseis bepalend is voor de beantwoording van de vraag of een werkgever de vergoeding verschuldigd is aan de werknemer. Vanuit de praktijk is de vraag gerezen of dit wel redelijk is als een werkgever zijn werknemer te kennen geeft dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet. Oftewel kan op grond van redelijkheid en billijkheid een uitzondering worden gemaakt op de dwingend voorgeschreven eis van schriftelijkheid. De Hoge Raad stelt dat een uitzondering alleen in een uitzonderlijke situatie mogelijk is.
In dit geval was de werknemer in een persoonlijk gesprek verteld dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd. Dit gesprek vond plaats voor aanvang van de laatste maand. Desondanks is de Hoge raad van mening dat ook in deze situatie nog steeds de schriftelijkheidseis geldt voor de werkgever. Het feit dat de werknemer aansluitend een andere baan had aanvaard, is niet relevant voor het verschuldigd zijn van de aanzegvergoeding. De aanzegvergoeding is bedoeld als prikkel richting de werkgever om een wettelijke bepaling na te komen en is niet bedoeld als schadevergoeding.